Uitzicht uit mijn raam.

Zes mannen in fluorescerende jacks blazen en vegen bladeren tussen de auto’s door naar het midden van de weg. De commandotroepen van de reinigingsdienst laten na kortstondige wilde bedrijvigheid een bruingele loper van bladeren op de weg achter, in afwachting van de zuigauto.
De schoorsteen van het slachthuis is weg. Net keek ik naar de hijskranen ernaast, en dacht dat er onderhoud werd gepleegd. Maar nu een paar minuten later kijk ik weer op en is die lange pijp, kenmerkend voor mijn uitzicht, verdwenen. En ik heb het niet zien gebeuren. Wel zie ik nu de zuigauto met draaiborstels de bruingele loper op de straat verzwelgen.
Vroeger fantaseerde ik deurtjes in bomen waarachter kabouters woonden. Vliegende paarden vond ik ook leuk. Maar die zie ik nooit meer.
De lucht lijkt vandaag op witte klei, vet en vochtig.