Het beest.

Ik vond de volgende ideeën voor sprookjesverhalen in mijn aantekeningen:

De verhalen bevatten 3 personen:

– Een meisje
– Een beest – altijd onderdanig
– Een vrouw – altijd dominant

De 4e hoofdpersoon op de achtergrond: de natuur – altijd chaotisch en dreigend. 

Mogelijkheden:

– Het meisje groeit uit tot de volwassen vrouw.
– De volwassen vrouw is een fantasie van het meisje (muze – schepper).
– Het meisje groeit uit tot het beest.
– Het beest verandert in de volwassen vrouw

Nu heb ik inmiddels een verhaal geschreven met een beest, een vrouw en een meisje in een bos. Maar er heeft een andere metamorfose plaatsgevonden dan in bovenstaande suggesties. Het beest – een kikker – is veranderd in een ander beest – een zwijn, die dan onderhevig raakt aan hetzelfde onderdanige verlangen als de kikker. Er gebeurt in het verhaal eigenlijk niet zoveel qua plot, behalve een hoop pervers gedoe met leren laarzen en modder, met veel herhalingen.

Terwijl ik dit opschrijf krijg ik een déjà vu. Ik heb dit eerder meegemaakt, eerder gevoeld. Natuurlijk zit ik wel vaker achter mijn computer te typen. Maar dat is het gekke van een déjà vu. Je krijgt het gevoel dat je alles precies zo eerder hebt meegemaakt. Precies zo. Gisteren dacht ik dat ook al, maar toen reed ik voor de duizendste keer naar mijn moeder, dus dat lijkt logisch. Maar gisteren voelde ik een dubbel déjà vu. Ik dacht terwijl ik met de auto voor een stoplicht stond; ik heb op deze plek eerder een déjà vu gehad. Bij dat stoplicht. Dus zelfs mijn déjà vu’s beginnen zich te herhalen. Tussen het perverse fantaseren dan.